Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Hij zeide tot hem [24]ten derden maal: Simon, [zoon] van Jonas, hebt gij Mij lief? Petrus werd [25]bedroefd, omdat Hij ten derden maal tot hem zeide: Hebt gij Mij lief, en zeide tot Hem: Heere! Gij weet alle dingen, Gij weet, dat ik U liefheb. Jezus zeide tot hem: [26]Weid Mijn schapen. 24. Overmits Petrus met driemaal Christus te verloochenen zichzelven het apostelambt onwaardig gemaakt had, zo trekt hij hier wederom driemalen deze belijdenis uit Hem, om daarmede hem wederom in zijn ambt te bevestigen, en niet om hem daarmede tot een hoofd der kerk en boven de andere apostelen te stellen. 25. Namelijk omdat hij meende dat Christus met dit driemaal vragen aan zijne liefde scheen te twijfelen. 26. Hetzelfde wat hier Petrus wordt bevolen, dat wordt ook belast al den dienaren des heiligen Evangelies; Hand.20:28; 1 Petr.5:2. Hoewel Petrus aan geen zekere gemeente of plaats verbonden was, gelijk ook de andere apostelen niet waren; Matth.28:19; Mark.16:15,20, die met Petrus enerlei last en macht ontvangen hebben. Zie hfdst.20 vs.23; Openb.21:14.